Er zijn in Nederland ongeveer 12.000 buurten. Ongeveer de helft daarvan bevindt zich in stedelijk gebied. Om de kennis omtrent wijken en de ontwikkeling daarin te ordenen is een typologie opgesteld. De typologie is gebaseerd op een aantal dimensies, te weten:
De meest recente woonmilieutypologie is gemaakt voor de buurten van 2012. De typologie is gemaakt op basis van objectieve gegevens (en dus niet op basis van subjectieve antwoorden van respondenten). Er zijn zes hoofdtypen woonmilieus onderscheiden:
Er is ook een 5-delige typologie gemaakt waarbij het zesde hoofdtype is verdeeld over de andere vijf types woonmillieus. De categorie 'werkgebied' is een klein deel van de buurten, die moeilijk als woonmilieu gekenmerkt kunnen worden, omdat ze grotendeels uit werkgebied bestaan. Dit werkgebied is ook aan de andere, meer uitgebreide woonmilieutypologie toegevoegd. Vandaar dat vanaf nu gesproken wordt over de 5 of 6 en de 13 of 14 indeling.
Sinds 2002 is er een uitgebreidere woonmilieutypologie onderscheiden, de 14 indeling:
Een belangrijke bron voor het berekenen van de woonmilieus is de bodemstatistiek. De meest recente versie heeft betrekking op de situatie in 2010. Naast de bodemstatistiek is een aantal andere bronnen gebruikt, zoals het afgiftepuntenbestand van de PTT, het plaatsnamenregister van de PTT, het Landelijk Informatie Systeem Arbeidsplaatsen (LISA), de woningvoorraadstatistiek van het CBS, de nieuwbouwstatistiek van het CBS en de huishoudenstatistiek van het CBS. Doordat er geen recentere versie van de bodemstatistiek beschikbaar is, is de typologie bijgesteld op basis van de vastgestelde veranderingen in de woningvoorraad. Er is een selectie gemaakt van buurten waar of veel woningen zijn gesloopt, of veel woningen zijn gebouwd. Voor deze buurten is bekeken of het woonmilieutype bijgesteld zou moeten worden.
De zesdeling in woonmilieus kan gezien worden als een hoofdindeling. De zesdeling is eigenlijk veel te beperkt om recht te doen aan de differentiatie aan woonmilieus die in het land bestaat. De 14-deling is gebaseerd op criteria die in alle provincies gelijk zijn. Doordat er eenduidige criteria gebruikt zijn is de 14-deling op te tellen tot de 6-deling (zie bijgaande tabel).
14 woonmilieutypen | 6 woonmilieutypen |
---|---|
  |   |
1 Centrum-stedelijk-plus | 1 Centrum stedelijk |
2 Centrum-stedelijk | 1 Centrum stedelijk |
3 Stedelijk VO | 2 Stedelijk buiten centrum |
4 Stedelijk NO compact | 2 Stedelijk buiten centrum |
5 Stedelijk NO grondgebonden | 2 Stedelijk buiten centrum |
6 Groen-stedelijk | 3 Groen stedelijk |
7 Centrum-kleinstedelijk | 1 Centrum stedelijk |
8 Kleinstedelijk | 2 Stedelijk buiten centrum |
9 Groen-kleinstedelijk | 3 Groen stedelijk |
10 Centrum-dorps | 4 Centrum dorps |
11 Dorps | 4 Centrum dorps |
12 Landelijk bereikbaar | 5 Landelijk wonen |
13 Landelijk perifeer | 5 Landelijk wonen |
14 Werkgebied | 6 Werkgebied |
Binnen de stedelijke woonplaatsen zijn zes woonmilieutypen onderscheiden. Het eerste stedelijke woonmilieutype is centrum-stedelijk. Deze categorie bevat de centra van steden, maar ook een aantal centraal gelegen wijken net buiten het centrum. In elke stedelijke plaats is in eerste instantie één buurt als centrum aangewezen. Vervolgens is een aantal andere wijken als centrum-stedelijk aangeduid op basis van de afstand tot het centrum, het percentage werkgelegenheid in horeca, detailhandel en zakelijke diensten, de dichtheid, aanwezigheid van meergezinswoningen en de aanwezigheid van (groot-)stedelijke voorzieningen (bioscoop, theater, museum). Het woonmilieu centrum-stedelijk is vervolgens uitgesplitst in twee typen. De centra van de grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen en Eindhoven) zijn als centrum-stedelijk-plus aangeduid. De plus staat hier voor het voorzieningenniveau van de stad.
Na het onderscheiden van de centra van de steden zijn de overige wijken ingedeeld in stedelijke wijken en groen-stedelijke wijken. De wijken met een hoge dichtheid zijn stedelijk genoemd, de wijken met een lage dichtheid groen-stedelijk.
Binnen de stedelijke wijken zijn drie subtypen onderscheiden:
De wijken die overwegend voor de oorlog gebouwd zijn, zijn stedelijk vooroorlogs genoemd. De wijken die overwegend na de oorlog gebouwd zijn, zijn onderscheiden in wijken met een groot aandeel meergezinswoningen (stedelijk naoorlogs compact) en wijken met voorname-lijk grondgebonden woningen (stedelijk naoorlogs grondgebonden).
De wijken met een lage dichtheid en relatief veel groen leveren dan het 6e woonmilieutype op binnen de steden
Voor de kleinstedelijke woonplaatsen is de driedeling gehandhaafd die de stedelijke woonplaatsen kennen in de vijfdeling. De milieus zijn:
Centrum-dorpse en dorpse milieus
Binnen de dorpen is onderscheid gemaakt tussen woonplaatsen met veel voorzieningen en woonplaatsen met relatief weinig voorzieningen resp.:
Bereikbare en perifere milieus
De landelijke woonmilieus zijn onderverdeeld in bereikbare en perifere gebieden. De bereikbare milieus liggen binnen 20 minuten reisafstand van een centrumstedelijk milieu.
Werkgebied
Onderstaand figuur laat zien hoe 6-deling en 14-deling zijn samengesteld en hoe ze onderling gerelateerd zijn. In deze figuur wordt eveneens een 25-deling getoond, deze wordt echter al geruime tijd niet meer geactualiseerd.
Een belangrijke bron voor het berekenen van de woonmilieus betreft de bodemstatistiek. De meest recente versie hiervan heeft betrekking op het jaar 2010. Naast de bodemstatistiek wordt met name gebruik gemaakt van gegevens uit het LBV (Locatie Bestand Vastgoed), Syswov (Systeem Woningvoorraad), het Wegenerbestand, de omgevingsadressendichtheid, huishoudens, woningen en wooneenheden van het CBS en LISA (Landelijk Informatiesysteem Arbeidsplaatsen). Om het aantal voorzieningen per buurt te bekijken worden hiervoor gegevens gebruikt van het Nfc (Nederlandse Federatie voor Cinematografie), Tin (Theater Instituut Nederland) en Mjk (Nederlandse Museumvereniging). Om een onderverdeling te maken naar woonmilieus worden ten slotte ook de coördinaten van winkelcentra, het aantal reisminuten naar de centra en de Vinexgebieden gebruikt.